BOEKEN

BOEK

Reis naar het ongerijmde

Reis naar het ongerijmde

Michael Ignatieff

Michael Ignatieff schreef met Reis naar het ongerijmde een boek, dat indruk maakt door zijn inzicht en zijn ingetogenheid.

'Weet je waarom ik zo blij ben? Omdat moeder me herkende. Ze herkent me nog. Ik ben vijftig jaar en wat vind ik het allerbelangrijkste, wat geeft me uiteindelijk het gevoel dat ik besta? Het feit dat een oude vrouw in een verpleeghuis nog steeds weet wie ik ben.’ Dit zegt de ene broer, de medicus, tegen de andere broer, de filosoof, die beiden net hun vader hebben verloren en hun moeder in het verpleeghuis hebben gebracht. Weerloos zijn ze tegenover de gedachte, dat ze bijna wees zijn. Of dat in feite al zijn, want hun moeder raakt langzaam haar geheugen kwijt.

Ze schilderde haar zonen, haar boerderij, het land dat haar omringde en die schilderijen zijn de stille getuigen van wat ze ooit heeft gezien, maar nu niet meer weet te duiden. Eén van de beide zonen vertelt ons het verhaal van haar transformatie, heel precies en met veel herkenbare details. Zijn dagelijkse bezoeken aan haar vervreemden hem van zijn gezin en laten hem geheel opgaan in de rare en soms ongewild grappige aspecten van haar ziekte. Zijn lievelingstante had op het laatst van haar leven ook zo’n afwezige blik gehad. Zou deze ziekte erfelijk zijn?

Michael Ignatieff schreef met Reis naar het ongerijmde een boek, dat indruk maakt door zijn inzicht en zijn ingetogenheid.

   

Ik wil me haar laatste uur niet herinneren. Ik wil niet eeuwig veroordeeld zijn aan haar terug te denken zoals ze was in die laatste ogenblikken, toen we haar handen vasthielden, mijn broer en ik, en ze voor haar leven vocht en verloor, haar mond opengesperd, happend naar adem, met ogen die blind omhoog staarden naar het licht. Die scène gaat maar door, alsof er nooit een einde aan komt, alsof ergens een onverzoend deel van mij nog altijd ontkent dat het werkelijk heeft plaatsgevonden. Er zijn nog altijd dagen waarop alles wat ze ooit was, alles wat ze ooit voor mij betekende, volledig wordt uitgewist door de herinnering aan dat zware, martelende ademhalen, dat tere lichaam vertrokken van de kramp, die lippen nat van het bloed. Er moet een manier zijn om hiermee in het reine te komen, een manier om te geloven dat de banale harteloosheid van dit alles niet voor niets is geweest. Er moet een manier zijn om terug te keren tot het ongeschonden begin, toen ze blootsvoets in haar schilderkleren een biertje dronk en in zichzelf zat te neuriën, blij en heel ver weg. Zo moet ze herinnerd worden. Dat is wat ik moet redden van haar overlijden, gesteld dat zoiets mogelijk is.

Hoe vertel ik haar verhaal? Wanneer begint het eigenlijk? Wanneer begint dat overlijden? Het zat al in haar vanaf het begin, een ziekte die werd overgedragen van cel op cel, van moeder op dochter. In het laboratorium van mijn broer heb ik die cellen gezien, de donkere sterren van littekenweefsel die onzichtbaar zijn voor het blote oog. Ik heb de erfenis gezien, het familiezilver.

Welke voorouder voelde het het eerst naderen? Ik weet het niet zeker. Het had toen allerlei namen, als het al een ziekte werd genoemd. Pas nu kunnen we het een naam gaan geven. De familielegende wil dat Annie MacDonald het had, hoewel ze het zelf niet wist.

Ze was halverwege de vorige eeuw in Schotland geboren en kwam rond 1875 hierheen. Ze leerde een plattelandsonderwijzer kennen, trouwde met hem en bracht drie kinderen ter wereld. Er zijn nog foto’s van haar echtgenoot en haar kinderen, maar niet van Annie MacDonald.

Ik heb geen foto’s nodig. Ik zie haar zo voor me. Ze loopt over een landweg met diepe sporen, tussen velden vol boomstompen; haar muts is vastgestrikt onder haar kin en haar hoepelrok sleept door het stof. Boeren op het veld blijven staan kijken als ze langskomt. Ze wandelt in de richting van de ondergaande zon en passeert alle verlichte vensters van de open plekken totdat ze aan beide zijden volledig omgeven wordt door bos. Diep in het woud struikelt ze en valt. Een jongen op een kar, op weg naar huis, vindt haar daar. Haar muts ligt naast haar op de dennennaalden en haar zakdoek zit gebald in haar vuist. Als hij afstapt en naar haar toe loopt om beter te kunnen kijken, staart ze hem met lege blik aan.

We hadden weinig geheimen als familie, maar we hadden stiltes en dit was er een van. Annie MacDonald was mijn overgrootmoeder, maar ik had nog nooit van haar gehoord totdat mijn broer terloops vertelde waaraan ze gestorven was – alsof ik het al wist.

Annie MacDonald had drie dochters. Een van hen heette Nettie. Ze was de moeder van mijn moeder. Als kind bracht ik bijna iedere zondag met haar door in haar appartement op de eerste verdieping van een oud vakwerkhuis in de stad.

Mijn herinnering aan dat appartement is verbleekt en vervaagd. Er zijn kamers verdwenen en in mijn geest wentelt een trap omhoog in het niets. Ik herinner me nog wel een Turks tapijt dat de lange donkere gang naar de keuken bestreek en een bewerkte houten kist in de hal; een stoffige boekenkast in de studeerkamer en een paar versleten fauteuils rond de open haard in de zitkamer. Waterig licht stroomde door de planten die ze kweekte in Leidse flessen op haar vensterbanken.
Op zondagochtend sliep ze uit en als ik was blijven overnachten dronken we altijd thee, met beboterde biscuits, van een dienblad op haar schoot in haar slaapkamer.

Ze las altijd de Londense Times van de week daarvoor, in de lichtgewicht internationale editie die als as aanvoelde tussen je vingers; en terwijl ze de krant doorkeek vroeg ze me altijd wat ik van de koppen vond. Ik zie mezelf zo bij haar bed staan in mijn pyjama, op mijn sloffen; ik ben een jaar of acht en sta met hoge stem onzin uit te kramen. Nettie zit rechtop tegen haar kussens en luistert met een sardonische grijns op haar gezicht, haar lange grijs-met-zwarte haar uitgekamd over haar nachtjapon. Dan reikt ze naar haar nachtkastje en pakt een rafelig en vuil lapje karmijnrode zijde op in een glazen lijst.

‘Ignatieffs verteller kan ergerniswekkend zijn in zijn egocentrisme en midlifepaniek, maar zijn overpeinzingen over ziekte, verlies en acceptatie zijn er niet minder scherpzinnig en ontroerend om.’ – VPRO-gids

‘Zowel herkenbaar als geheel eigen. Een mooie en krachtige roman die nu, terecht, een tweede kans krijgt.’ – De Volkskrant

‘Dat Reis naar het ongerijmde opnieuw uitgegeven is, is van groot belang. Het is immers een boek om in de buurt te houden. (…) De toon van dit boek is spijt en melancholie. Toch is het niet zwaar. Gelukkig, het gaat ons allemaal aan.’ – Het Parool

‘Beklemmende roman die zo dicht op de huid zit, dat het je af en toe de adem beneemt.’ – ZIN Magazine

'Wat als het 'ik' verdwenen lijkt? Het zijn existentiële vragen die na de dood vanz ijn moeder destructieve krachten in de schrijver zelf losmaken. Zelfs dan bewaart Ignatieff een evenwicht tussen aandacht voor details en analytische bespiegeling. Daarin vertonen zijn reacties duidelijke verschillen met die van zijn broer, de hersenchirurg. En dan blijkt weer eens hoe veelzijdig het instrument van de literatuur kan zijn.' – NBD Biblion

'Reis naar het ongerijmde werd destijds genomineerd voor de Booker Prize. Ignatieff is onder veel meer hoogleraar filosofie en vooral bekend van non-fictie boeken over falende staten, mensenrechten en andere wereldomspannende problemen. In zijn tweede roman beschrijft hij de aftakeling van zijn eigen moeder, die ten proot valt aan alzheimer. Of is het eigenlijk wel een roman? Het boek is puur autobiografisch en Ignatieff doorspekt het verhaal over zijn moeder met observaties over verlies, de onontkombaarheid van de dood, over herinneringen die definitief verloren gaan en over de angst dat de ziekte erfelijk is en dat dus ook hij vroeg of laat kan verdwijnen in de alzheimer-mist.' - Vrij Nederland

‘Met humor, liefde en veel inzicht beschrijft Ignatieff hoe zijn ooit zo levenslustige moeder steeds verder afdwaalt en uiteindelijk in een verpleeghuis haar laatste dagen slijt. (…) Aangrijpend schrijft Ignatieff over zijn eigen worstelingen om om te gaan met het langzame verlies van zijn moeder en over de vraag hoe hij zichzelf hierin moet opstellen. (…) Dit boek is een eerlijk en persoonlijk relaas over familiebanden in goede en slechte tijden, verlies, lijden, de onvermijdelijke dood en de angst om zelf ten prooi te vallen aan de vreselijke ziekte die alzheimer heet.’ – Katholiek Nieuwsblad

‘Aangrijpend is het verhaal over de familie, en de broederstrijd tussen de schrijver, die filosoof is, en diens broer de neuroloog.’ – Medisch Contact

‘Dat Reis naar het ongerijmde opnieuw uitgegeven is, is van groot belang. Het is immers een boek om in de buurt te houden. (…) De toon van dit boek is spijt en melancholie. Toch is het niet zwaar. Gelukkig, het gaat ons allemaal aan.’ – Het Parool
 

Recensie op 8weekly.nl

Wanneer het leven zich uiteindelijk op stroboscopische wijze aan je presenteert, zonder dat daar nog betekenis aan te verbinden is? In dit fictieve werk laat Ignatieff zijn hoofdpersoon, zoon van een dementerende moeder, deze vragen overpeinzen.

Bron: 8weekly.nl